De verworpen echtgenote

De verworpen echtgenote

Nu: de zegevierende vrouw!
(een oud Venda-volksverhaal)

Er was eens een Venda-man die twee vrouwen had. De eerste vrouw had vijf zonen. De man was erg ongelukkig met zijn eerste vrouw, want hij wist dat er een dag zou komen waarop de jongens oud genoeg zouden zijn om te trouwen en dan moest hij een bruidschat meegeven aan elke zoon. “Ik zal al mijn vee kwijtraken, de eerste vrouw maakt een arme man van mij”. Zijn houding ten opzichte van zijn eerste vrouw veranderde en hij hield niet meer van haar.

De tweede vrouw was jonger en mooier en bovendien had ze vijf dochters. De man was erg in zijn nopjes met de tweede vrouw. Hij wist dat de meisjes op een dag oud genoeg zouden zijn om te trouwen. Dan zouden hun echtgenoten een bruidschat betalen en dan zou hij een rijk man zijn met veel vee. ”Deze vrouw gaat mij rijk en gelukkig maken”. En daarom hield hij veel van haar.

De eerste vrouw vond het steeds moeilijker om met haar man en zijn tweede vrouw samen te leven omdat zij haar leven onplezierig maakten. Eigenlijk wilden zij dat ze zou vertrekken.

“Wat zal ik doen?” dacht ze bij zichzelf.”Ik moet een oplossing bedenken. Ik zal weggaan en mijn eigen huis bouwen.” De eerste vrouw bouwde een hut voor haar zelf en haar vijf zonen op een stuk braakliggende grond.

De eerste vrouw had weinig eten en was heel arm; ze had niet eens werktuig om het land mee te bewerken omdat haar echtgenoot haar nooit iets gaf. “Wat zal ik doen? We kunnen niet alleen leven van wilde vruchten. Ik moet iets bedenken.”

Ze leende een bijl van een buurman en hakte een tak af van een hardhout boom. Dagenlang was ze vervolgens bezig om uit deze tak een werktuig te snijden. Uiteindelijk kon ze de bijl terugbrengen naar de buurman; ze had voor zichzelf een werktuig gemaakt.

De winter was voorbij. Vroeg in de morgen, voor de dageraad, was ze al bezig op haar stukje grond om stenen uit te graven. Zo kon ze het land geschikt maken om te bewerken. Toen de eerste regen kwam kiemden haar maïsplantjes al. Haar man en zijn tweede vrouw stond vaak te kijken hoe ze met haar houten werktuig de grond bewerkte. Ze lachten om deze vrouw die werkte met een houten werktuig. De eerste vrouw zag hoe ze bespot werd, maar wat kon ze er aan doen? Zachtjes zong ze voor zich zelf: “Ik ben degene met het houten werktuig, houten werktuig, houten werktuig. Ja, Ik ben degene met het houten werktuig.”

De oogsttijd brak aan. De eerste vrouw kon haar ogen niet geloven. Ze had een grotere oogst dan ze had durven dromen: maïs, pompoen, pepers, suikerbonen, tomaten. Haar zonen hielpen haar, ze oogstten de groentes en droegen alles naar huis.

En wie trof ze daar op een ochtend aan op de grens van haar stukje grond? Haar echtgenoot en zijn tweede vrouw. Toen ze de overvloed aan eten zagen werden ze opeens heel vriendelijk en probeerden haar te paaien. De eerste vrouw keek hen aan en zei: “Ik heb geen tijd voor dit onnozel

gepraat. Mijn zonen en ik moeten vandaag de pompoenen oogsten. Dus vertrek alstublieft en zet nooit meer een voet op mijn grond. Phtuseke.” Dat is een Venda-woord en het betekent “rot op”.
De vrouw en haar vijf zonen haalden de oogst binnen en ze gingen nooit meer terug naar de echtgenoot en zijn tweede vrouw.

Copyright © Dr Ina le Roux

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *